Het Brouwproces
Voor het brouwen van bier heb je 4 basisingrediënten nodig:
- Water - Gerst - Hop - Gist
De waterketel werd gevuld met water uit de eigen waterput en vervolgens verwarmd. Via een buis liep het warme water naar de beslagkuip. De gerst werd bewerkt tot mout. In het mouthuis werd de gerst geweekt, gekiemd gedroogd en geroosterd en wordt dan mout genoemd (zie ‘De mouterij’).
Boven de beslagkuip stond de schrootmolen, waarin gemoute gerst werd geplet. Via een dikke pijp belandde dit in de beslagkuip waarin zich al warm water bevond. Het roerwerk in de beslagkuip werd aangezet en er werd een beslag gemaakt ('maisch'). Dit gebeurde met diverse, oplopende temperaturen. Hierdoor werden de grote eiwitten afgebroken (belangrijk voor de schuimvorming van bier) en het zetmeel uit de gerstekorrel omgezet in suikers. Dit proces duurt enkele uren.
Vervolgens werd het beslag gefilterd. Bij Brouwerij Bosch is de beslagkuip tevens de filterkuip. Op de bodem van de beslagkuip liggen geperforeerde platen. De suikerrijke vloeistof (‘wort’) liep hierdoor weg en werd naar een grote wachtketel gepompt die zich op de verdieping boven de beslagkuip bevindt.
Alle niet oplosbare bestanddelen, zoals de schilletjes van de moutkorrels, bleven achter in de beslagkuip. Dit residu wordt 'draf' of 'bostel' genoemd. Omdat de draf nog veel suikers bevatte werd het besproeid met warm water uit de waterketel om zoveel mogelijk suikers eruit te halen. De draf is een uitstekend veevoer dat werd gebruikt bij de boerderij van de familie Bosch.
Zodra al het water uit de waterketel was verbruikt, stroomde de wort vanuit de wachtketel terug naar de waterketel. De waterketel kreeg dan de functie van kookketel. De wort werd aan de kook gebracht en nu werd de hop toegevoegd. De hop zorgt voor de bitterheid van het bier en had een conserverende werking. Hierdoor bleef het bier langer houdbaar. Vaak werd ook nog hop aan het einde van het kookproces toegevoegd. Dit waren de aromahoppen die het bier een fijn aroma gaven. Het kookproces duurde ruim een uur.
Vervolgens moest de hete wort worden afgekoeld. Via een zeef onder in de kookketel (de hopresten bleven achter in de kookketel) werd de wort naar een buizenkoeler gevoerd. De buizen van de koeler waren gevuld met ijswater. De wort liep over deze buizen en koelde zo af. Het afkoelen moest snel gebeuren omdat de kans op infectie groot was. Hierdoor kon het bier verzuren. Tegenwoordig vindt het afkoelen plaats in een gesloten systeem en is er veel minder kans op besmetting.
Na afkoeling werd de wort naar de gistkuipen gevoerd. Brouwerij Bosch heeft 2 open gistkuipen van ca. 4.000 liter. Zodra deze kuipen waren gevuld met de afgekoelde wort, werd de gist toegevoegd. De gist zet de suikers in de wort om in alcohol en koolzuur. Na een aantal dagen was het gistproces beëindigd en was er sprake van jong bier.
Het jonge bier was nog niet geschikt voor consumptie en werd naar de lagertanks gepompt op de verdiepingen boven de gistkuipen, om hier verder te rijpen. Na enkele weken (afhankelijk van de biersoort) was het bier geschikt om af te vullen in vaten of in flesjes en kon het worden gedronken.
Proost!